11 Opschieten.. naar school!
Een-twee-drie-vier , 1-2-3-4 1-2-3-4, Rennen Malang! Iteria! Iteria! Opschieten. Naar school! Malang doet zo waar zijn best om in marstempo buurvrouw Sibou in te halen die al om de hoek verdwenen is. "Sibou-oooo!" riep ik om vijf voor acht, hinkend naar haar compound aan de overkant van ons zandweggetje. "Kanaale Sibou! Domoro!" Hij komt eraan Sibou, nog even eten..
Geen kind krijgt hier ontbijt 's ochtends. En al helemaal geen havermoutpap met appel en een kop thee. Hooguit zitten ze in alle vroegte op hun hurkjes rond de schaal met overgebleven rijst van de vorige avond. Ze eten met hun handjes en gaan met een smerige toet naar school. Geen oma die hun snoet afveegt, hun neuzen snuit of hun een tandenborstel met tandpasta aanreikt. "Je verwent hem te veel" hoor ik Marijke in gedachten zeggen. Kan zijn, denk ik. Volgens mij kun je kinderen niet verwennen. Ik geef Malang bagage mee voor later. Dat doe ik al van voor zijn geboorte toen hij nog in Matou's buik zat. Ze was vreselijk zwaar en kon op het laatst haast niet meer lopen. En hij wou maar niet komen. Hij zat daar goed, van alles voorzien. En een toekomstige oma die elke ochtend door de buik sprak: "Kom op kleine olifant! Het is tijd!" Toen Matou uiteindelijk op het bed in de delivery room lag van ons plaatselijke kliniekje, vond hij het genoeg om alleen met zijn lijfje eruit te komen. De vroedvrouw wist daar wel wat op en nam hoog op de buik van de moeder plaats en perste het veel te grote koppetje eruit onder luid geschreeuw van de moeder. Daar was ie dan eindelijk. Matou had geen oog voor hem. Ze kreunde en huilde en keerde haar hoofd af van het kindje dat de vroedvrouw haar voor hield. Even later, toen ik mijn camera had weggelegd, lag hij op mijn schoot. Nee, niet in mijn armen. De vroedvrouw legde hem afstandelijk op mijn knieën. Daar was ie dan eindelijk. Ik mocht hem hebben. "No way!" riep ik uit. "Ik heb nooit kinderen gewild en die ga ik op mijn zestigste dus ook niet nemen. I will be his grandmother, his MamaMusoo."
Een week later werd hij 'gedoopt' en kreeg de naam van mijn familie achter zijn eigen familie naam. Malang Manneh Kalis. Heel vaak nog zou zijn moeder niet zonder trots roepen: "Dit kind is zo anders dan al mijn andere kinderen, he is like an old man, so wise.. he is a Kalis.."
Mamamusoo wordt nu alleen nog in het dorp en op de beach geroepen door de vissersvrouwen. Matou, zijn moeder, noemt me MamaTin.
Geen kind krijgt hier ontbijt 's ochtends. En al helemaal geen havermoutpap met appel en een kop thee. Hooguit zitten ze in alle vroegte op hun hurkjes rond de schaal met overgebleven rijst van de vorige avond. Ze eten met hun handjes en gaan met een smerige toet naar school. Geen oma die hun snoet afveegt, hun neuzen snuit of hun een tandenborstel met tandpasta aanreikt. "Je verwent hem te veel" hoor ik Marijke in gedachten zeggen. Kan zijn, denk ik. Volgens mij kun je kinderen niet verwennen. Ik geef Malang bagage mee voor later. Dat doe ik al van voor zijn geboorte toen hij nog in Matou's buik zat. Ze was vreselijk zwaar en kon op het laatst haast niet meer lopen. En hij wou maar niet komen. Hij zat daar goed, van alles voorzien. En een toekomstige oma die elke ochtend door de buik sprak: "Kom op kleine olifant! Het is tijd!" Toen Matou uiteindelijk op het bed in de delivery room lag van ons plaatselijke kliniekje, vond hij het genoeg om alleen met zijn lijfje eruit te komen. De vroedvrouw wist daar wel wat op en nam hoog op de buik van de moeder plaats en perste het veel te grote koppetje eruit onder luid geschreeuw van de moeder. Daar was ie dan eindelijk. Matou had geen oog voor hem. Ze kreunde en huilde en keerde haar hoofd af van het kindje dat de vroedvrouw haar voor hield. Even later, toen ik mijn camera had weggelegd, lag hij op mijn schoot. Nee, niet in mijn armen. De vroedvrouw legde hem afstandelijk op mijn knieën. Daar was ie dan eindelijk. Ik mocht hem hebben. "No way!" riep ik uit. "Ik heb nooit kinderen gewild en die ga ik op mijn zestigste dus ook niet nemen. I will be his grandmother, his MamaMusoo."
Een week later werd hij 'gedoopt' en kreeg de naam van mijn familie achter zijn eigen familie naam. Malang Manneh Kalis. Heel vaak nog zou zijn moeder niet zonder trots roepen: "Dit kind is zo anders dan al mijn andere kinderen, he is like an old man, so wise.. he is a Kalis.."
Mamamusoo wordt nu alleen nog in het dorp en op de beach geroepen door de vissersvrouwen. Matou, zijn moeder, noemt me MamaTin.
Ik hoor de piepende ijzeren deur van de poort opengaan. Als ik me omdraai om te kijken wie me gaat storen, zie ik Omar binnenkomen met drie mannen en een kruiwagen achter hem aan. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is begroet ik het viertal in het uitgebreide Mandinka en schudt ze de hand. Blij verrast om zo welkom te worden geheten door een toubab roepen ze: "Yes, tea! of course!" als ik vraag of ze thee willen. Omar fluister ik in dat hij koffie krijgt. Dat ik niet genoeg heb voor vier man. Hij lacht. Omar is de eigenaar van de compound en - na mijn dood insjallah - daarmee de eigenaar van de Roundhut. Sinds T.'s verdwijnen zal dat me een worst wezen. Vorig jaar ben ik daar totaal van door het lint gegaan. "Over mijn Lijk!" gilde ik overstuur. "T. moet de Roundhut erven." Volgens Afrikaanse wetten zou hij na mijn dood moeten vertrekken naar elders en de Roundhut verlaten. "Jij leeft nog zeker 25 jaar.." riep Marijke. En daarmee werd ze door mijn jongens een 'marabou' genoemd.. een waarzegger. En zo lijkt - you never know..- het probleem van de 'Roundhut erven' opgelost. Dank je wel T. Dit scheelt me een hoop stress.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten