woensdag 26 oktober 2016

39 Dag allemaal!

In het vliegtuig, inmiddels boven Parijs. Van schrijven kwam het niet meer. Veertig emmers water tappen en rondsjouwen . Nog even snel wat onkruid rond de bananen uittrekken en het droge gras bij elkaar harken. Rond mijn verhitte hoofd - ondanks hoedje - fladderen honingzuigertjes en vinkjes in de mooiste kleuren af en aan. Een koppeltje is al dagen bezig een mooi plekje voor hun nest te vinden. Geestig hoe ze soms op de tralies van het keukenraam zitten en de palo in ogenschouw nemen. Met schokkerige beweginkjes draaien ze hun kopje van tegelvloer naar mattenplafond. Nee jongens, ga maar lekker buiten een nestje maken. De  een wat bruinig van kleur ( vrouwtje?) en de ander felrood ( mannetje?). Verder hebben we een enorme kikker in het hoekje van de veranda wonen en onlangs een slang in de garage. “A cobra?!”  vroeg ik angstig aan Omar, die me dat zojuist medegedeeld had. En dan te bedenken dat ik nietsvermoedend wel drie keer in de garage ben wezen rommelen op zoek naar iets.” I put chemicals, he cannot resist that.” Als ik even later sta te rillen in de garageopening verzekert hij me dat hij hem er persoonlijk uit heeft zien glijden. Dat en de chemicals kan ik niet met elkaar rijmen, maar goed. Ik  wil graag geloven dat hij weg is. En dan 's avonds Miauw! de buurpoes. Omdat we  nogal eens eten halen  krijgt hij restjes spaghetti en kip. En dan natuurlijk de kleine mugjes, de enorme kevers, de nachtvlinders en wat al niet. Genoeg om je nooit alleen te voelen.

Amsterdam, 24 uur na aankomst
Het wordt een kwestie van concentreren om de beelden van de laatste dagen vast te houden. De Albert Heijn met zijn honderd soorten yoghurt, kaas, brood en fruit is altijd weer een shock en verdringt de Gambiabeelden. Verdwaasd staar ik naar de schappen zonder te bedenken wat ik nodig zou kunnen hebben. Verder dan melk, kaas,  appels en peren kom ik niet. Of ik nou vier maanden weggeweest ben of twee weken, het lijkt geen verschil te maken. “Hier zijn je sleutels” zei Rob toen hij me van Schiphol in de vroege ochtend ophaalde. Verbaasd keek ik naar de bos totaal onherkenbare sleutels. “Van mij? Hoe bedoel je?” Een voor een bekeek ik ze en er ging maar geen bel rinkelen. “Van je huis!” probeerde Rob nog een keer. Heel langzaam, kwam mijn huis naar boven. Die had een voordeur, met de lift omhoog en dan weer twee deuren. Absurd zo traag als het boven kwam drijven en ik eindelijk een van de sleutels herkende als die van de voordeur.
De laatste dagen had ik me stoer voorgenomen niets verplicht te zijn qua bezoek of afscheid. Maar ik heb het nog niet bedacht of ik stap in de jeep op weg naar Wim in Soforol Lodge en Arrogi en de kids in Kartong. En daar kreeg ik geen spijt van. Bij Wim even rustig bijpraten en een sigaretje roken aan een flesje lurkend en de tuin bewonderen voor die straks weer helemaal dor is. En bij Arrogi de omhoog geschoten kids knuffelen en bijpraten.  En dan natuurlijk net als de vorige keer “Wie gaat ermee naar de zee??!”
Dat is niet tegen dovemans oren gezegd. Met een jeep vol juichende en zingende kinderen van 2-13 jaar passeerden we de militaire checkpoints in Kartong op weg naar het strand van de Senegalese vissers met hun lage hutjes om de netten te boeten. In ganzenpas langs het randje  van de kreek naar de open zee. Direct stortten de kids zich in het warme water, met Mama en mij als coastguards staand in zee. Ze hun knieën aan laten wijzen om duidelijk te maken hoe ver ze mogen is leuk bedoeld, maar als je voornamelijk liggend ronddweilt heeft dat totaal geen zin.  Spetterend en spartelend werd het een gigafeest in zee. Afgewisseld door ‘training’ onder leiding van sponsordochter Mama. Rennen over het hete zand en dan kijken wie het eerst over de streep is. Omar van twee vond de zee te groot en wist zeker dat hij door een krab gebeten zou worden. Met zijn armpjes kruislings over zijn buikje sloeg hij ons hoog op het strand gade en dat was hem meer dan genoeg. Nog even probeerde ik hem op mijn arm de zee in te dragen, maar een spartelend varkentje was er niets bij.
Moe en voldaan keerden we terug naar het militaire checkpoint. Bij het zien en horen van de vrolijke kids kon de soldaat zijn gezicht niet verder in de plooi houden. Hij liet zowaar zijn gun zakken en vertelde hoe blij ik hem had gemaakt met mijn conversatie op de heen weg.
Terug op de compound kwam vader Salieu terug van zijn landje dat hij aan het schoonmaken is. Trots vertelde hij dat hij in Casamance gewerkt had en dat hij gezegd had dat hij liever in natura betaald wilde worden: Land! En zo gebeurde. Op de compound waar ik drie jaargeleden alweer met deze familie woonde is het een en ander voor gevallen waardoor de familie genoodzaakt is te vertrekken. Waarheen? Arrogi zet grote ogen op en trekt een vragend gezicht. Voor hun huis je staan de zware crapauds op gestapeld om in het kleine huisje ruimte te maken voor het inmiddels flink uitgebreide gezin. Binnen is het dan ook een en al bed. “Zorg nou dat je niet weer zwanger wordt” waarschuw ik haar. Ze schudt haar borst op als teken dat ze op de borstvoeding vertrouwt. “Forget it!” fluister ik in haar oor, “is not safe!” Ze vertelt dat ze geen keus heeft. Er is geen geld voor ‘family planning’. De oudste loopt bovendien op blote voeten en is al een week niet naar school geweest omdat ze geweigerd wordt zonder schoenen. Het slotje gaat van mijn tas, schoenen moet ze hebben. Ik had al flink wat suiker voor Arrogi gekocht en haar wat briefjes in de hand gedrukt. Maar ik weet net zo goed dat het dweilen met de kraan open is. Ze gaan het redden, zoals altijd. Maar hoe is me een raadsel. “I need a coolingbox” zegt Arrogi alsof ze mijn gedachten kan lezen. Ze verkoopt ijs, Maar in de mayonaise emmer smelt dat natuurlijk. Waarschijnlijk heb ik een koelbox verstuurd en ik beloof hem haar. Tot half januari zal ze een andere oplossing moeten zoeken. Want eerder dan dat kom ik niet naar Gambia.  Ook hier is werk aan de winkel. De club Eritreeërs die ik les gegeven heb komt druppelsgewijs terug naar Amsterdam. Ze kijken al lange tijd uit naar het weer oppakken van de lessen.

Gambia zit er er weer even op. Het was fijn. Ik heb hard gewerkt en de boel redelijk netjes achter kunnen laten. Sponsordochter Mama heeft als bij toeval op het laatste moment een baantje gevonden in de lodge die we zondag bezochten. Carlijn van de Abca Creek Lodge is de reddende engel geweest. Al maanden zat Mama zonder werk omdat toeristen wegblijven tot na de verkiezingen in december.  En nu mag ze deze donderdag komen om direct vrijdag te laten zien wat ze kan als er een grote groep arriveert. Ik vertrouw op haar en haar ervaring en heb haar serieus zittend aan tafel nog even snel wat hoognodige regels ingeprent. Tot tien tellen als je boos wordt en desnoods tot twintig. En je geld altijd op de bank zetten. De Chipcard is aangevraagd en voor het eerst gaat ze ‘modern’ meedraaien in de Gambiaanse maatschappij.
Mijn mannetje Malang gaat naar school en schrijft en tekent elke dag alsof het zijn huiswerk is. Met zijn beer in de arm lopen we wel tien keer op het vliegveld heen en weer om te kijken of het sterk vertraagde vliegtuig er al aankomt. En dan plots is hij er. Kus kus kus lieve schat! Dag moeder Matou,knuffel voor Mama en Djanko die me weggebracht heeft. Allemaal tot over dik twee maanden!!! Ik denk aan jullie!
 AL Imbarra!! Zet hem op!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten